Ziekenfondsenbesluit 1941

 
English | Nederlands

Ziekenfondsenbesluit

vindplaats:

Verordeningenblad 1941, nr. 160

tweetalige tekst

alleen de Nederlandse versie is overgenomen

Op grond van paragraaf 1 der Verordening No 23/1940 en in overeenstemming met de paragrafen 2 en 3 der Verordening No 3/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied wordt bepaald:

artikel. 1

Ziekenfondsen in den zin van dit besluit zijn de door den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken erkende instellingen van iederen aard, welker doel is de uitvoering van de verzekering van personen in geval van ziekte overeenkomstig de in de volgende artikelen vastgestelde minimumeischen

artikel 2

(1) Ieder, wiens inkomen niet de bij de statuten van het ziekenfonds of bij eenig ander voorschrift vastgestelde inkomensgrens te boven gaat, heeft het recht te vorderen, dat hij tot het sluiten van een verzekering, als in artikel 1 bedoeld, wordt toegelaten.

(2) Het ziekenfonds is echter bevoegd het toetreden tot de verzekering afhankelijk te stellen van het voldoen aan andere bij de statuten vastgestelde vereischten.

artikel 3

(1) Voor de personen, die naar de voorschriften der Ziektewet, zooals die wet thans luidt of bij nadere wijzigingen komt te luiden, verzekeringsplichtig zijn, kan de inkomensgrens, bedoeld in artikel 2, lid 1, niet lager worden gesteld dan in de Ziektewet is bepaald. Voor deze personen blijft het bepaalde in het tweede lid van artikel 2 buiten toepassing.

(2) De verzekering overeenkomstig de bepalingen van dit besluit van de in het eerste lid bedoelde personen (rechtstreeks-verzekerden) strekt zich mede uit tot de leden van hun gezin (indirect-verzekerden), wier kostwinner zij zijn.

(3) Wie als leden van het gezin in den zin van het tweede lid zijn te beschouwen, wordt bij nader uitvoeringsvoorschrift vastgesteld.

artikel 4

Voorwerp der verzekering is geneeskundige verzorging en geldelijke uitkeering bij overlijden.

artikel 5

(1) De geneeskundige verzorging omvat:

1 geneeskundige hulp, met inbegrip van specialistische hulp en tandheelkundige hulp, verloskundige hulp bij bevalling door geneeskundige of vroedvrouw, alsmede verpleging in ziekenhuis of sanatorium;

2 verstrekking van de noodzakelijke genees- en heelmiddelen voor het voorkomen en de behandeling van ziekte of gebreken en voor het herstel der arbeidsgeschiktheid

(2) de geneeskundige verzorging moet worden verleend vanaf het begin der ziekte.

artikel 6

(1) Uitkeering bij overlijden wordt verstrekt bij het overlijden van den rechtstreeks-verzekerde en bij het overlijden van een indirect-verzekerde in den zin van het artikel 3, lid 2, (gezinsoverlijdensgeld)

(2) De uitkeering bij overlijden van den rechtstreeks-verzekerde en het gezins-overlijdensgeld kunnen op een verschillend bedrag worden vastgesteld. Bij uitvoeringsvoorschrift kan een minimumbedrag worden vastgesteld.

artikel 7

(1) De verzekering kan worden beperkt tot bepaalde der in de artikelen 4 tot en met 6 aangeduide verstrekkingen. Eveneens kan worden bepaald, dat de verstrekkingen naar omvang worden begrensd (verzekeringsklassen).

(2) Het eerste lid geldt niet voor de verzekering der in artikel 3 bedoelde personen. De verzekering van deze personen moet omvatten alle in de artikelen 4 tot en met 6 aangegeven verstrekkingen in den bij uitvoeringsvoorschrift vast te stellen omvang.

(3) De indirect-verzekerden (artikel 3, lid 2) hebben dezelfde aanspraak op de in artikel 5 omschreven verstrekkingen, als waarop de rechtstreeks-verzekerden aanspraak hebben.

artikel 8

(1) De statuten van het ziekenfonds kunnen bepalen, dat in plaats van de geneeskundige verzorging, gedeeltelijke of geheele vergoeding wordt verleend aan den verzekerde voor de door hem voor de geneeskundige verzorging gemaakte werkelijke kosten

(2) Het eerste lid blijft buiten toepassing met betrekking tot de verzekering der in artikel 3 bedoelde personen. Bij uitvoeringsvoorschrift kan echter voor uitzonderingsgevallen anders worden bepaald.

artikel 9

(1) De ziekenfondsen heffen verzekeringsbijdragen (premiën) voor de verzekering. De hoogte van deze bijdragen kan worden vastgesteld naar gelang van den omvang van de voorziening, waarop de verzekering aanspraak geeft.

(2) Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de verzekering der in artikel 3 bedoelde verzekerden. Voor deze verzekerden moet de premie overeennkomend met de hun verzekerde verstrekkingen worden vastgesteld in een percentage van hun loon. Bij uitvoeringsvoorschrift wordt vastgesteld op welk percentage van het loon de premie ten hoogste mag worden vastgesteld.

artikel 10

(1) De overeenkomstig artikel 9, lid 2, verschuldigde premie komt voor de helft voor rekening van den verzekerde en voor de helft voor rekening van zijn werkgever.

(2) Wie als werkgever geldt, wordt beoordeeld naar de bepalingen der Ziektewet. De werkgever is niet bevoegd invloed uit te oefenen op de keuze van den werknemer, bij welk ziekenfonds hij zich wenscht te verzekeren, tenzij de werkgever of een vereeniging van werkgevers, van welke de werkgever lid is, een ziekenfonds in stand houdt, waarop de bepalingen van artikel 11, lid 3, toepassing vinden.

(3) Bij uitvoeringsvoorschrift worden nadere regelen gegeven omtrent de inning der premiën.

artikel 11

(1)

De erkenning van een in artikel 1 bedoelde instelling als ziekenfonds geschiedt op verzoek van die instelling door den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken.

(2)

De op het tijdstip van in werking treden van dit besluit bestaande instellingen, als bedoeld in artikel 1, behoeven de in het eerste lid bedoelde erkenning.

(3) Ziekenfondsen, welke de verzekering der in artikel 3 bedoelde personen uitvoeren, behoeven bovendien toelating. Over deze toelating beslist de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken.

(4) Ziekenfondsen, welke de in lid 3 bedoelde toelating hebben verkregen, zijn verplicht zich te noemen "Algemeen Ziekenfonds". Het voeren van deze benaming zonder daartoe gerechtigd te zijn, is strafbaar.

(5)

Bij uitvoeringsvoorschrift worden regelen gegeven omtrent de erkenning en de toelating, zoomede omtrent de bescherming van de in het vierde lid aangeduide benaming.

artikel 12

(1) De ziekenfondsen in den zin van dit besluit zijn onderworpen aan een Staatstoezicht. Dit toezicht strekt zich mede uit over het geldelijk beheer van het ziekenfonds.

(2) Het toezicht wordt uitgeoefend door den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken. Deze is bevoegd ziekenfondsen te vereenigen of te ontbinden.

(3) Bij uitvoeringsvoorschrift worden regelen gegeven omtrent de gevallen, waarin tot vereeniging of ontbinding van ziekenfondsen kan worden overgegaan, en omtrent de regeling en de afwikkeling van de zaken der vereenigde of ontbonden ziekenfondsen.

artikel 13

(1) De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken is bevoegd den directeur-generaal der Volksgezondheid van genoemd departement met het toezicht op de ziekenfondsen te belasten. Deze heeft in die hoedanigheid den titel van "Commissaris, belast met het toezicht op de ziekenfondsen". Hij wordt bij dat toezicht bijgestaan door een raad van bijstand.

(2)

De raad van bijstand bestaat uit op het gebied der volksgezondheid, der sociale verzekering en der private verzekering deskundige ambtenaren, uit vertegenwoordigers der verzekerden en uit vertegenwoordigers der geneeskundigen en van de kringen der andere personen, die bij het verleenen van de onderscheiden onderdeelen der geneeskundige verzorging hun medewerking aan de ziekenfondsen hebben te verleenen. Het aantal van de vertegenwoordigers is voor elk dezer drie groepen hetzelfde en bedraagt ten minste drie en ten hoogste zes.

artikel 14

De ambtelijke leden van den raad van bijstand en hun plaatsvervangers worden door den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken benoemd en ontslagen in overleg met de betrokken Departementen; de overige leden en hun plaatsvervangers worden door den vorengenoemden Secretaris-Generaal benoemd en ontslagen, gehoord de organisaties, welke de werknemers en de overige groepen der belanghebbenden vertegenwoordigen.

artikel 15

(1) De raad van bijstand staat den Commissaris, bedoeld in artikel 13, lid 1, bij in het toezicht op de ziekenfondsen.

(2) Bij uitvoeringsvoorschrift worden regelen gegeven omtrent de werkwijze van den raad van bijstand.

(3) De Commissaris, bedoeld in artikel 13, lid 1, wijst het lid van den raad van bijstand, deskundig op het gebied der sociale verzekering, als zijn plaatsvervanger aan.

(4) De Commissaris of zijn plaatsvervanger leidt de beraadslagingen van den raad van bijstand. Hij is bevoegd speciale deskundigen uit te noodigen aan de beraadslagingen omtrent een bepaalde aangelegenheid deel te nemen.

(5)

De ziekenfondsen zijn gehouden om tot bestrijding van de kosten van het toezicht een bijdrage op te brengen. Omtrent de hoogte dezer bijdrage en de wijze, waarop de bijdrage wordt opgebracht, geeft de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken nadere voorschriften.

artikel 16

(1) Dit besluit treedt op 1 November 1941 in werking.

(2) Het besluit wordt aangehaald onder den titel van "Ziekenfondsenbesluit"

's-Gravenhage, 1 augustus 1941

De waarnemend Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken:

R.A. Verwey


Tweede uitvoeringsbesluit

vindplaats:

Verordeningenblad 1941, nr. 201

tweetalige tekst

alleen de Nederlandse versie is overgenomen

Op grond van paragraaf 1 der Verordening No 23/1940 en in overeenstemming met de paragrafen 2 en 3 der Verordening No 3/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied wordt ter uitvoering van de artikelen 2, 3, 4, 6, 7, 9. 10, 11, 12 en 15 van het Ziekenfondsenbesluit (No 160/1941) bepaald:

Hoofdstuk I

Erkenning en toelating

artikel 1

Op verzoeken om erkenning als ziekenfonds en om toelating als Algemeen Ziekenfonds wordt een beslissing genomen door den Secretaris-Generaal van het departement van Sociale Zaken, op voordracht van den Commissaris, belast met het toezicht op de ziekenfondsen (hierna te noemen Commissaris).

(2) De Commissaris doet zijn voordracht na denn raad van bijstand te hebben gehoord.

(3) Erkenningen en toelatingen worden gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant.

artikel 2

(1) Een verzoek om erkenning als ziekenfonds houdt in of gaat vergezeld van:

1) naam en plaats van vestiging van de verzoekende instelling;

2) statuten en reglementen van de verzoekende instelling;

3) de namen van de zitting hebbende hoofden en bestuurders

4) een aanduiding van het geografisch gebied, waarover de instelling haarr werkzaamhedenn uitstrekt of met ingang van den datum van erkenning zal uitstrekken;

5) het aantal rechtstreeks-verzekerden en zoo mogelijk het aantal indirect-verzekerden;

6) afschriften van de overeenkomsten tusschen het ziekenfonds en de personen en instellingen die bij het verleenen van geneeskkundige verzorging hun medewerking aan de ziekenfondsen hebben te verleenen;

7) bescheiden, waarin de rechten en verpplichtingen van de verzekerden nader zijn geregeld;

8) bescheiden, welke een inzicht geven in de begrootingen en in de financieele resultaten van het ziekenfonds, daaronder begrepen gewaarmerkte afschriften van de balansen en van de winst- en verliesrekeningen over de laatste drie jaren of, indien deze niet zijn opgemaakt, zoo nauwkeurig mogelijke gegevens betreffende de financieele uitkomsten over die jaren.

(2)

Bij een verzoek om toelating als Algemeen Ziekenfonds worden, naast de in het vorig lid genoemde gegevens, bovendien overgelegd bescheiden, waaruit blijkt, dat de levering van de bij of ingevolge het Ziekenfondsenbesluit voor Algemeene Ziekenfondsen verplicht gestelde verstrekkingen is gewaarborgd; indien dat niet mogelijk is, worden de redenen daarvan vermeld.

(3) Indien de Commissaris zulks voor een juiste beoordeeling van een ingediend verzoek om erkenning of toelating noodzakelijk acht, kan hij het overleggen van verdere bescheiden en gegevens verlangen.

Hoofdstuk II

Toezicht

artikel 3

(1) De hoofden en bestuurders van een ziekenfonds zijn verplicht:

1) den Commissaris en den personen, die vanwege den Commissaris toezicht op de ziekenfondsen uitoefenen, alle ter zake gewenschte mondelinge of schriftelijke inlichtingen te verstrekken en inzage te geven van de boeken en de bescheiden, welke betrekking hebben op het beheer van het ziekenfonds;

2) op vordering van den Commissaris voor dezen of in de vergadering van den raad van bijstand te verschijnen;

3) jaarlijks van het door hen gevoerde financieele beheer van het ziekenfonds aan den Commissaris rekening en verantwoording over te leggen, onder overlegging van de balans per 31 December en van de winst- en verliesrekening van het afgeloopen boekjaar, alsmede van de begrooting voor het loopende jaar;

4) jaarlijks aan den Commissaris te zenden een verslag van de werkzaamheden van het ziekenfonds, betreffende het afgeloopen jaar.

(2) De verplichting, omschreven in het eerste lid, onder 1, en de verplichting om op vordering van den Commissaris voor dezen of in de vergadering van den raad van bijstand te verschijnen, rusten ook op degenen, die hoofd of bestuurder van een ziekenfonds zijn geweest, alsmede op de in dienst van een ziekenfonds zijnde of geweest zijnde personen.

(3) De daartoe door den Commissaris gemachtigde personen mogen te allen tijde elke plaats betreden, waar zich boeken en bescheiden, welke betrekking hebben op het beheer van een ziekenfonds, bevinden of worden vermoed zich te bevinden.

(4) Wordt den personen, bedoeld in het tweede lid, bij de uitoefening van de in het derde lid omschreven bevoegdheid, nadat zij hun machtiging hebben getoond, de toegang geweigerd, dan kunnen zij zich dien zoo noodig verschaffen door het inroepen van de hulp van de Rijks- of gemeentepolitie.

(5) In plaatsen, welke tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk zijn, treden zij tegen den wil van den bewoner niet binnen dan vergezeld van een opsporingsambtenaar, die is voorzien van een schriftelijken bijzonderen last van den kantonrechter, van een commissaris van politie of van den burgemeester der gemeente.

(6) Van het binnentreden wordt door den vergezellenden opsporingsambtenaar proces-verbaal opgemaakt, hetw elk binnen tweemaal vier en twintig uur aan degene, wiens woning is betreden, in afschrift wordt medegedeeld.

artikel 4

Onverminderd de bij andere wettten of wettelijke voorschriften gestelde bepalingen zijn aan de goedkeuring van den Commissaris onderworpen de statuten en reglementen van ziekenfondsen, de regelingen van de rechten en verplichtingen van verzekerden bij ziekenfondsen, de overeenkomsten tusschen de ziekenfondsen en de personen en instellingen, die bij het verleenen van geneeskundige verzorging hun medewerking aan de ziekenfondsen hebben te verleenen, alsmede wijzigingen in die statuten, reglementen, regelingen en overeenkomsten.

artikel 5

(1) De Commissaris is bevoegd aan hoofdenn en bestuurders van ziekenfondsen aanwijzingen te verstrekken in het belang van een doeltreffende vervulling van de werkzaamheid dier instellingen.

(2) Bij het verstrekken van een aanwijzing, als bedoeld in het eerste lid, stelt de Commissaris een termijn vast, binnen welken de hoofdenn of bestuurders hem hun meening omtrent de aangelegenheid, waarop de aanwijzing betrekking heeft, kunnen kenbaar maken. Indien binnen den vastgestelden termijn geen antwoord wordt ontvangen of indien de Commissaris het ontvangen antwoord onbevredigend acht, kan hij besluiten tot openbaarmaking van zijn aanwijzing.

(3) Alvorens tot openbaarmaking over te gaan, hoort de Commissaris den raad van bijstand; indien antwoord is ingezonden, wordt dit door hem aan den raad van bijstand overgelegd.

(4) Openbaarmaking geschiedt in de Nederlandsche Staatscourant, alsmede in één of meer door den Commissaris aan te wijzen nieuwsbladen en/of tijdschriften.

(5) Van een besluit tot openbaarmaking wordt aan de hoofrden of bestuurders van het betreffende ziekenfonds, ten minste twee weken voordat tot publicatie wordt overgegaan, mededeeling gedaann; de Commissaris kan in bijzondere gevallen dezen termijn verkorten.

artikel 6

(1) Samenvoeging van ziekenfondsen, wellke gepaard gaat met overdracht van verbintenissen jegens verzekerden, kan slechts geschieden met toestemming van den Commissaris.

(2) Indien de Commissaris van oordelel is, dat samenvoeging van bepaalde ziekenfondsen noodzakelijk is, kan hij ambtshalve de hoofden of bestuurders van die ziekenfondsen uitnoodigen binnen een door hem vastgestelden termijn een gezamenlijk voorstel tot samenvoeging van die ziekenfondsen aan hem te doen.

(3) Indien hoofden of bestuurders van ziekenfondsen in gebreke blijven binnen den vastgestelden termijn te voldoen aan een uitnoodiging, als bedoeld in het tweede lid, kan de Commissaris een voordracht tot samenvoeging van de betreffende ziekenfondsen doen aan den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken.

(4) De Commissaris deelt den hoofden of bestuurders van de betreffende ziekenfondsen zijn voordracht, als bedoeld in het derde lid, mede, alvorens deze te doen, opdat zij binnen een vastgestelden termijn bedenkingen kunnen inbrengen.

(5) Worden bedenkingen ingebracht, dan hoort de Commissaris den raad van bijstand, alvorens zijn voordracht aan den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken te doen.

(6) Een besluit van den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken tot samenvoeging van ziekenfondsen regelt tevens de wijze, waarop de samenvoeging zal geschieden.

(7) Bij samenvoeging van ziekenfondsen gaan alle rechten, welke derden ontleenen aan, en alle verplichtingen, welke derden hebben jegens ziekenfondsen, welke ophouden te bestaan, van rechtswege over op het bij de samenvoeging betrokken ziekenfonds, hetwelk blijft bestaan of hetwelk door de samenvoeging wordt opgericht.

artikel 7

(1) Indien een ziekenfonds geen gevolg geeft aan een aanwijzing van den Commissaris, in ernstige mate of herhaaldelijk de wettelijke voorschriften betreffende de ziekenfondsen overtreedt of niet in staat is zijn verplichtingen na te komen, kan het door den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken op daartoe strekkende voordracht van den Commissaris worden ontbonden.

(2) De Commissaris deelt den hoofden of bestuurders van het betreffende ziekenfonds zijn voordracht, als bedoeld in het eerste lid, mede, alvorens deze te doen, opdat zij binnen een vastgestelden termijn bedenkingen kunnen inbrengen.

(3) Worden bedenkingen ingebracht, dan hoort de Commissaris den raad van bijstand, alvorens zijn voordracht aan den Secretaris-generaal van het Departement van Sociale Zaken te doen.

(4) Een besluit van den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken tot ontbinding van een ziekenfonds regelt tevens de wijze, waarop de ontbinding zal geschieden.

artikel 8

(1) Geschillen betreffende de verstrekking van geneeskundige, pharmaceutische, tandheelkundige en verloskundige verzorging of van verpleging in ziekeninrichtingen tusschen:

1) ziekenfondsen of vereenigingen van ziekenfondsen onderling;

2) ziekenfondsen en personen of instellingen, met welke een overeenkomst over de levering van de hiervoren genoemde verstrekkingen bestaat,

kunnen door belanghebbende aan den Commissaris worden voorgelegd; op uitnoodiging van den Commissaris worden zij hem voorgelegd.

(2) In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, worden alle bescheiden, welke kunnen bijdragen tot een juist inzicht in den aard van een geschil of gewaarmerkte afschriften daarvan, mede ter kennis gebracht.

(3) De Commissaris verleent bemiddeling tot oplossing van de hem voorgelegde geschillen. Hij houdt daarbij rekening met de belangen van alle bij de werkzaamheid van de ziekenfondsen betrokken personen en instellingen.

artikel 9

(1) De erkende ziekenfondsen zijn jaarlijks aan het Rijk een geldelijke bijdrage verschuldigd, welke overeenkomstig door den Commissaris nader te stellen regelen naar gelang van hun inkomsten in het voorgaande jaar wordt berekend.

(2) De Algemeene Ziekenfondsen zijn jaarlijks bovendien, behalve de bijdrage bedoeld in het eerste lid aan het Rijk een toeslag verschuldigd, welke overeenkomstig door den Commissaris nader te stellen regelen naar gelang van het aantal personen, dat bij hen rechtstreeks of indirect was verzekerd, in het voorgaande jaar wordt berekend.

(3) De ziekenfondsen, welke door den Commissaris zijn aangewezen voor herverzekering, als bedoeld in artikel 16, zijn, behalve de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bovendien aan het Rijk een toeslag verschuldigd, wellke overeenkomstig door den Commissaris nader te stellen regelen naar gelang van het totale bedrag, dat bij hen door herverzekering was verzekerd in het voorgaande jaar, wordt berekend

(4) De door den Commissaris overeenkomstig de vorige leden nader te stellen regelen behoeven de goedkeuring van den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken.

(5) In geval van bijdrage of toeslag, als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, niet is voldaan op den daarvoor vastgestelde vervaldag, wordt het ziekenfonds, hetwelk in gebreke is, schriftelijk aangemaand om alsnog binnen veertien dagen na de dagteekening van den dienstbrief zijn verplichting na te komen. Wordt deze aanmaning niet binnen den gestelden termijn door betaling gevolgd, dan kan de Commissaris een dwangbevel uitvaardigen, medebrengende het recht van parate executie, hetwelk wordt beteekend en ten uitvoer gelegd op de wijze, bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven, en hetwelk in het geheele Rijk kan worden ten uitvoer gelegd.

Hoofdstuk III

Inkomensgrens

artikel 10

Elk ziekenfonds stelt in zijn statuten of reglementen een inkomensgrens vast, boven welke geen verzekerden worden toegelaten, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van het Ziekenfondsbesluit.

Hoofdstuk IV

Administratie

artikel 11

Indien bij een ziekenfonds personen, als bedoeld in artikel 3 van het Ziekenfondsenbesluit, zijn verzekerd, wordt een afzonderlijke administratie van deze verzekering gevoerd; dit geldt ook voor het vermogensbeheer.

artikel 12

De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken stelt nadere voorschriften vast betreffende de administratie van Algemeene Ziekenfondsen.

Hoofdstuk V

Gezinsleden

artikel 13

(1) Als gezinsleden in den zin van artikel 3, tweede lid, van het Ziekenfondsenbesluit worden beschouwd de tot het gezin van den rechtstreeks-verzekerde behoorende personen, jegens wie hij volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek onderhoudsplichtig is, en de tot zijn gezin behoorende stief- en pleegkinderen, met dien verstande, dat kinderen (onder wie stief- en pleegkinderen begrepen) slechts in aanmerking komen, indien zij den leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt.

(2) Rechtstreeks-verzekerden worden in geen geval beschouwd als gezinsleden.

Hoofdstuk VI

Verstrekkingen bij Algemeene Ziekenfondsen

artikel 14

De verzekerden, bedoeld in artikel 3 van het Ziekenfondsenbesluit, hebben recht op de volgende verstrekkingen:

1) volledige hulp door een huisarts, zoowel ten huize van den patiënt als op spreekuur, waarbij inbegrepen verloskundige hulp, voor zoover geen vroedvrouw beschikbaar is, en buitengewone verloskundige hulp op verzoek van de behandelende vroedvrouw;

2) volledige hulp op verzoek van den huisarts, zoowel ten huize van den patiënt als op spreekuur, te verleenen door specialisten, die ingevolge een door den Commissaris te treffen regeling als zoodanig zijn erkend, zulks evenwel niet, voor zoover het betreft niet aan het ziekenfonds verbonden specialisten, dan na machtiging vanwege het bestuur van het ziekenfonds of van den controleerend-geneesheer;

3) tandheelkundige hulp volgens systematisch-rationele beginselen naar de volgende regelen:

a) consult, extractie, wondbehandeling, incisie en verwijdering van tandsteen, zonder bijbetaling door den verzekerde;

b) conserveerende en prothetische hulp tegen bij bijbetalingen volgens door den Commissaris vast te stellen regelen;

c) röntgenfoto's tegen bijbetalingen volgens door den Commissaris te stellen regelen;

4) verloskundige hulp door een vroedvrouw, indien deze beschikbaar is;

5) volledige verpleging en behandeling in een ziekenhuis voor den tijd van ten hoogste 42 verpleegdagen per geval, echter alleen op medische indicatie en onder toezicht vanwege het bestuur van het ziekenfonds of van den contrleerend-geneesheer;

6) tegemoetkoming in de kosten van verpleging in een sanatorium voor den tijd van ten hoogste een jaar en tot een door den Commissaris te bepalen bedrag, mits de verpleging heeft plaatsgevonden op advies van een consultatiebureau-arts;

7) alle genees- en verbandmiddelen, met dien verstande, dat voor merkartikelen bij gelijke werkzaamheid het loco-preparaat moet worden voorgeschreven, alsmede, dat door den Commissaris goed te keuren beperkingen kunnen worden gesteld;

8) uitwendige geneeswijzen volgens door den Commissaris te stellen regelen;

9) andere middelen als bedoeld in artikel 5 van het Ziekenfondsenbesluit, zooals die hieronder zijn omschreven, doch slechts na machtiging vanwege het bestuur of van den controleerend-geneesheer en tot door den Commissaris bij nadere regeling vast te stellen maximum-bedragen:

a) brillen in model-montuur;

b) kunstoogen;

c) breukbanden;

d) buikbanden;

e) elastieken kousen;

f) orthopaedisch schoeisel voor sterke misvormingen, alleen op voorschrift van een orthopaed;

g) steunzolen uit voorraad volgens gipsmodel, alleen op voorschrift van een orthopaed;

h) steunringen;

i) grootere apparaten, als corsetten, kunstledematen, krukken, draagurinalen, anus-bandages enz.

artikel 15

De uitkeering bij overlijden, bedoeld in artikel 6 van het Ziekenfondsenbesluit, bedraagt voor verzekerden, als bedoeld in artikel 3 van dat besluit, ten minste vijftig gulden; echter voor indirect-verzekerden beneden den leeftijd van 2 jaar ten minste dertig gulden.

artikel 16

(1) Algemeene Ziekenfondsen zijn verplicht zich wegens de kosten van de in artikel 14, onder 5 en 6, genoemde verstrekkingen te verzekeren bij daarvoor door den Commissaris aan te wijzen ziekenfondsen en wegens die der in artikel 15 bedoelde uitkeering bij overlijden bij levensverzekeringmaatschappijen.

(2) In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan de Commissaris aan bepaalde ziekenfondsen toestaan het risico ter zake van genoemde kosten zelf te dragen.

Hoofdstuk VII

De premie bij Algemeene Ziekenfondsen

artikel 17

(1) De premie, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van het Ziekenfondsenbesluit, wordt jaarlijks vastgesteld door den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken op voordracht van den Commissaris.

(2) Alvorens tot zoodanige voordracht te doen, hoort de Commissaris den raad van bijstand.

artikel 18

(1) De in artikel 17 bedoelde premie wordt niet hooger vastgesteld dan noodig is voor het bekostigen van de verstrekkingen, genoemd in de artikelen 14 en 15.

(2) Voor andere doeleinden dan die, bedoeld in het eerste lid, wordt geen premie geheven.

artikel 19

(1) De in artikel 17 bedoelde premie bedraagt ten hoogste 6% van het loon in den zin van de Ziektewet.

(2) Voor zoover een premieheffing van 6% van het loon niet voldoende is om alle verstrekkingen, genoemd in de artikelen 14 en 15, te bekostigen, worden die verstrekkingen dienovereenkomstig beperkt.

(3) Beperkingen, als bedoeld in het tweede lid, worden vastgesteld door den Secretaris-generaal van het Departement van Sociale Zaken, op voordracht van den Commissaris.

(4) Alvorens een voordracht, als bedoeld in het derde lid, te doen, hoort de Commissaris den raad van bijstand.

artikel 20

(1) De in artikel 17 bedoelde premie wordt bij de werkgevers van de rechtstreeks-verzekerden geïnd door de uitvoeringsorganen van de wettelijke ziekteverzekering.

(2) De in artikel 17 bedoelde premie wordt beschouwd als premie overeenkomstig de bepalingen van de Ziektewet. Voor haar invordering zijn de bepalingen van die wet van overeenkomstige toepassing. De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken kan nadere voorschriften geven betreffende de invordering.

artikel 21

(1) De bij de werkgevers ingevolge artikel 20 geïnde premiebedragen worden door de uitvoeringsorganen van de wettelijke ziekteverzekering gestort in een vereveningsfonds, dat wordt beheerd door de Commissaris.

(2) De ingevolge het eerste lid ontvangen bedragen worden elk half jaar door de Commissaris verdeeld over de Algemeene Ziekenfondsen, naar evenredigheid van de bij hen aangesloten totaal-aantallen rechtstreeks- en indirect-verzekerden.

(3) Aan Algemeene Ziekenfondsen kunnen volgens nader door den Commissaris te stellen regelen uit het vereveningsfonds voorschotten worden verleend.

Hoofdstuk VIII

Opgaven

artikel 22

De werkgevers en de rechtstreeks-verzekerden zijn verpplicht alle aangiften te doen, welke ter verzekering van een behoorlijke uitvoering van de wettelijke voorschriften betreffend de ziekenfondsen bij besluit van den Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken zijn bepaald.

Hoofdstuk IX

Strafbepalingen

artikel 23

Hij die niet voldoet aan een hem krachtens artikel 22 opgelegde verplichting, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

artikel 24

Hij die krachtens artikel 10, eerste lid, van het Ziekenfondsenbesluit voor zijn rekening komende betaalde of verschuldigde premie afhoudt van of op eenige andere wijze verhaalt op een verzekerde of gewezen verzekerde, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

artikel 25

Hij die niet voldoet aan een der verplichtingen, omschreven in artikel 3, eerste en tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

artikel 26

Hij die werkzaamheden uitoefent, welker doel is de uitvoering van de verzekering van personen in geval van ziekte overeenkomstig de in het Ziekenfondsenbesluit vastgestelde minimumeischen, zonder dat hij is erkend als ziekenfonds op de wijze omschreven in artikel 1, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

artikel 27

Hij die de benaming "Algemeen Ziekenfonds" in den zin van artikel 11, vierde lid, van het Ziekenfondsenbesluit voert, zonder daartoe gerechtigd te zijn, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

artikel 28

Hij die in een bij artikel 3, eerste en tweede lid, van hem gevorderde inlichting of in een aangifte, waartoe hij krachtens artikel 22 is verplicht, opzettelijk een valsche opgave doet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

artikel 29

Ingeval het strafbaar feit is gepleegd door een rechtspersoon, is strafbaar het hoofd of de bestuurder van dien rechtspersoon; ingeval het strafbaar feit is gepleegd door een publiekrechtelijk lichaam, is strafbaar de persoon, die de onmiddellijke leiding heeft van den betrokken dienst.

artikel 30

Bij overtreding van een der artikelen 23 of 24 kan hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden worden opgelegd, indien tijdens het plegen van het feit nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert een veroordeeling van den schuldige wegens gelijk feit onherroepelijk is geworden.

artikel 31

De feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 26, 27 en 28, worden beschouwd als misdrijven, de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 23, 24 en 25, als overtredingen.

Hoofdstuk X

Overgangsbepalingen

artikel 32

De tot den dag, bedoeld in aretikel 33, eerste lid, bestaande verzekeringen van personen, die volgens de bepalingen van het Ziekenfondsenbesluit rechtstreeks- of indirect-verzekerden zijn, eindigen, voor zoover zij betrekking hebben op verstrekkingen, als bedoeld in artikel 14, op genoemd tijdstip.

artikel 33

(1) De verplichting tot premiebetaling, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het Ziekenfondsenbesluit, neemt een aanvang op den eersten dag van de eerste volle loonperiode in de maand November 1941.

(2) Met ingang van den dag, bedoeld in het eerste lid, vangt de verplichting van de werkgevers tot het inhouden op het loon van de rechtstreeks-verzekerden van de helft van de in artikel 34 vastgestelde premie aan. Op dien dag neemt eveneens een aanvang de verpplichting van de werkgevers tot het voldoen van het voor hun rekening en voor rekening van de rechtstreeks-verzekerden komende premie-aandeel aan de uitvoeringsorganen van de wettelijke ziekteverzekering.

artikel 34

de in artikel 17 bedoelde premie bedraagt voor het jaar 1941 4% van het loon in den zin van de Ziektewet.

artikel 35

(1) Personen, ingevolge de Ziektewet verzekeringsplichtig, zijn verplicht zich vóór 16 November 1941 als rechtstreeks-verzekerden aan te melden bij een door hen te kiezen Algemeen Ziekenfonds, dat zijn werkzaamheid uitstrekt over de gemeente van hun werkelijke verblijfplaats.

(2) Het bepaalde in het eerste lid is ook van toepassiing voor degenen, die tot den dag, bedoeld in artikel 33, eerste lid, vrijwillig bij een ziekkenfonds zijn verzekerd en in het vervolg verzekeringsplichtig zijn.

artikel 36

(1) Aan ziekenfondsen, welke op 1 Augustus 1941 bestonden, kan met ingang van 1 November 1941 een voorloopige erkenning of toelating worden verleend. Aan deze voorloopige erkenning of toelating kunnen voorwaarden worden verbonden. Artikel 1, tweede lid, is hierop niet van toepassiing.

(2) De voorloopige erkenning of toelating neemt een einde, wanneer niet uiterlijk op 30 Juni 1942 op het verzoek om erkenning of toelating een definitieve beslissing is genomen.

(3) Andere dan de in het eerste lid bedoelde ziekenfondsen kunnen eerst met ingang van 1 Juli 1942 erkend of toegelaten worden. In bijzondere gevallen kan van deze bepaling worden afgeweken.

artikel 37

(1) De tot het tijdstip van het in werking treden van het Ziekenfondsenbesluit tusschen de ziekenfondsen en de artsen, tandartsen, tandheelkundigen, apothekers en vroedvrouwen geldende overeenkomsten blijven tot een nader door den Commissaris te bepalen tijdstip van kracht. Zij kunnen door den Commissaris voor andere ziekenfondsen van kracht worden verklaard.

(2)  De Commissaris kan aan artsen, tandartsen, tandheelkundigen, apothekers en vroedvrouwen, die een door hen aangegane overeenkomst, als bedoeld in het eerste lid, niet of niet geheel nakomen, onverminderd hetgeen is bepaald in het Burgerlijk Wetboek omtrent het niet nakomen van verbintenissen, de verplichting opleggen tot het storten in het vereveningsfonds van een door hem vast te stellen geldsbedrag, hetwelk niet hooger kan zijn dan duizend gulden.

(3) Bij het opleggen van een verplichting, als bedoeld in het tweede lid, bepaalt de Commissaris een betalingstermijn, binnen welken aan de verplichting moet zijn voldaan. Na afloop van dien termijn zijn de bepalingen van artikel 9, vierde lid, betreffende aanmaning en invordering van overeenkomstige toepassing.

artikel 38

gedurende het tijdperk van voorloopige toelating ingevolge artikel 36 kan van het bepaalde in de artikelen 14 en 15 worden afgeweeken, indien en voor zoover zulks door den Commissaris wordt goedgekeurd.

artikel 39

(1) Personen, die op het tijdstip van afkondiging van dit besluit in dienstbetrekking zijn bij een ziekenfonds, worden naar aanleiding van de erkenning of toelating van dat ziekenfonds, ongeacht den aard van hun werkzaamheden, niet ongevraagd ontslagen dan met toestemming van den Commissaris.

(2) Personen, als bedoeld in het eerste lid, wier diensten kunnen worden ontbeerd, zijn verplicht elke hun aangeboden tewerkstelling te aanvaarden, welke overeenkomt met hun bekwaamheden; het totaalbedrag van hun inkomsten mag ten gevolge van de nieuwe tewerkstelling geen vermindering ondergaan dan met toestemming van den Commissaris.

Hoofdstuk XI

Slotbepalingen

artikel 40

de Commissaris kan ter uitvoering van dit besluit nadere regelen stellen, welke worden openbaargemaakt in de Nederlandsche Staatscourant.

artikel 41

Dit besluit treedt op 1 November 1941 in werking.

's-Gravenhage, 16 Octovber 1941

De waarrnemend Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken:

VERWEY


Derde uitvoeringsbesluit

vindplaats:

Verordeningenblad 1941, nr. 217

tweetalige tekst

alleen de Nederlandse versie is overgenomen

Op grond van paragraaf 1 der Verordening No 23/1940 en in overeenstemming met de paragrafen 2 en 3 der Verordening No 3/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied wordt ter uitvoering van de artikelen 2, 3, 4 en 5 van het Ziekenfondsenbesluit (No 160/1941) bepaald:

Hoofdstuk I

de verzorging bij Algemeene Ziekenfondsen

artikel 1

(1) Voor de door de Algemeene Ziekenfondsen (in dit hoofdstuk "ziekenfondsen" genaamd) te verstrekken geneeskundige en specialistische verzorging wordt den verzekerden de keuze gelaten uit alle in hun woonplaats of in de naaste omgeving daarvan gevestigde huisartsen en specialisten, alsmede, zoo aldaar geen specialist is gevestigd, uit de specialisten, gevestigd in een plaats, zoo dicht mogelijk gelegen nabij die woonplaats, een en ander voor zoover dezen aan het betreffende ziekenfonds zijn verbonden.

(2)

Iedere arts, gevestigd in een gemeente, waarover een of meer ziekenfondsen hun werkzaamheid uitstrekken, wordt op zijn verzoek door het hoofd of het bestuur van het ziekenfonds daaraan verbonden, tenzij hiertegen bij het hoofd of het bestuur bezwaar bestaat, in welk geval artikel 7 van toepassing is.

artikel 2

(1) Voor de door de ziekenfondsen te verstrekken tandheelkundige verzorging wordt den verzekerden de keuze gelaten uit alle in hun woonplaats of in de naaste omgeving daarvan gevestigde tandartsen, voor zoover dezen aan het ziekenfonds zijn verbonden.

(2) Iedere tandarts, gevestigd in een gemeente, waarover een of meer ziekenfondsen hun werkzaamheid uitstrekken, wordt op zijn verzoek door het hoofd of het bestuur van het betreffende ziekenfonds daaraan verbonden, tenzij hiertegen bij het hoofd of het bestuur bezwaar bestaat, in welk geval artikel 7 van toepassing is.

(3) De Commissaris, belast met het toezicht op de ziekenfondsen (verder "Commissaris" genaamd) kan aan een arts op diens verzoek vergunning verlenen zich te verbinden aan een of meer ziekenfondsen tot het verleenen van tandheelkundige verzorging. De Commissaris kan een zelfde vergunning verleenen aan tandheelkundigen, die op 1 November 1941 aan een ziekenfonds waren verbonden.

artikel 3

(1) De verzekerden hebben het recht per jaar ten hoogste tweemaal hun keuze, als bedoeld in de artikelen 1 en 2 te bepalen; om bijzondere redenen kan in uitzonderingsgevallen afwijking van deze bepaling worden toegestaan.

(2) De Commissaris is bevoegd nadere voorschriften betreffende de keuze vast te stellen.

artikel 4

(1) Voor de door de ziekenfondsen te verstrekken verzorging met geneesmiddelen wordt den verzekerden de keuze gelaten uit alle in hun woonplaats of in de naaste omgeving daarvan gevestigde apotheken, waaronder mede worden begrepen die van apotheek houdende geneeskundigen, voor zoover de apothekers en apotheek houdende geneeskundigen aan het betreffende ziekenfonds zijn verbonden.

(2) Iedere apotheker en iedere apotheek houdende geneeskundige gevestigd in een gemeente, waarover een of meer ziekenfondsen hun werkzaamheden uitstrekken, wordt op zijn verzoek door het hoofd of het bestuur van een dier ziekenfondsen daaraan verbonden tenzij hiertegen bij het hoofd of het bestuur bezwaar bestaat, in welk geval het bepaalde in artikel 7 van toepassing is.

artikel 5

(1) Voor de door de ziekenfondsen te verstrekken verloskundige verzorging wordt den verzekerden de keuze gelaten uit alle in hun woonplaats of in de naaste omgeving daarvan gevestigde vroedvrouwen, voor zoover die vroedvrouwen aan het ziekenfonds zijn verbonden.

(2) Iedere vroedvrouw, gevestigd in een gemeente, waarover een of meer ziekenfondsen hun werkzaamheid uitstrekken, wordt op haar verzoek door het hoofd of het bestuur van een dier ziekenfondsen daaraan verbonden, tenzij hiertegen bij het hoofd of het bestuur bezwaar bestaat, in welk geval het bepaalde in artikel 7 van toepassiing is.

artikel 6

(1) Voor de door de ziekenfondsen te verstrekken verzorging in ziekenhuizen wordt den verzekerden de keuze gelaten uit alle in hun woonplaats of in de naaste omgeving daarvan gevestigde ziekenhuizen, alsmede, zoo aldaar geen ziekenhuis is gevesttigd, uit de ziekenhuizen, gevestigd in een plaats, zoo dicht mogelijk gelegen bij die woonplaats, een en ander voor zoover de besturen dezer ziekenhuizen met de ziekenfondsen overeenkomsten hebben gesloten, waarbij zij zich hebben verbonden, verzekerden van die ziekenfondsen in de ziekenhuizen, onder hun bestuur, op te nemen.

(2) Met het bestuur van elk ziekenhuis, gevestigd in een gemeente, waarover een of meer ziekenfondsen hun werkzaammheid uitstrekken, wordt op  verzoek door het hoofd of het bestuur van een dier ziekenfondsen een overeenkomst gesloten, waarbij dat bestuur zich verbindt, verzekerden van het ziekenfonds op te nemen in het ziekenhuis, tenzij hiertegen bij het hoofd of het bestuur bezwaar bestaat, in welk geval het bepaalde in artikel 7 van toepassing is.

artikel 7

Indien bij het hoofd of het bestuur van een ziekenfonds bezwaar bestaat tegen het voldoen aan een overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 1, 2 en 4 tot en met 6 gedaann verzooek, kan degene, die het verzoek heeft gedaan de beslissing inroepen van den Commissaris; deze beslissing is voor beide partijen bindend.

artikel 8

Wanneer dat in verband met den aard van een ziektegeval noodig wordt geacht, kan den verzekerden specialistische verzorging worden verstrekt door andere specialisten dan bedoeld in het eerste lid van artikel 1 en kan opneming geschieden in andere ziekenhuizen dan bedoeld in het eerste lid van artikel 6.

artikel 9

De aan een ziekenfonds verbonden artsen (specialisten), tandartsen, apothekers en vroedvrouwen zijn verplicht zich op daartoe door de hoofden of de besturen van elk ander ter plaatse zijn werkzaamheid uitstrekkend ziekenfonds gedaann verzoek zich te verbinden aan dat ziekenfonds.

artikel 10

de hoofden en besturen van ziekenfondsen zijn verplicht aan den Commissaris onverwijld mededeling te doen van naam en woonplaats van alle aan het ziekenfonds verbonden artsen (specialisten), tandartsen, apothekers en vroedvrouwen.

artikel 11

De ziekenfondsen zijn verpplicht door contrleerende geneeskundigen toezicht te doen uitoefenen op de verzorging der verzekerden. Omtrent aantal, benoeming en taak van de controleerende geneeskundigen stelt de Commissaris nadere regelen vast.

Hoofdstuk II

nadere voorschriften voor alle ziekenfondsen

artikel 12

De Commissaris is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen betreffende:

1) het grotoste toegelaten aantal verzekerden per arts, tandarts en apotheker;

2) den welstandsgrens

3) de begrenzing van de taak van het controleerend personeel bij de ziekenfondsen;

4) de rechten en verplichtingen van de verzekerden bij de ziekenfondsen;

5) de besteding van de gelden der ziekenfondsen;

6) het geldelijke en het administratieve beheer bij de ziekenfondsen.

Hoofdstuk III

Overgangsbepalingen

artikel 13

(1) In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van de artikelen 1, 2, 4 en 5 kan de Commissaris, al dan niet onder het stellen van bepaalde voorwaarden, op verzoek van hoofden of besturen van Algemeene Ziekenfondsen, welke op 1 Augustus 1941 bestonden, vergunning verleenen, dat uiterlijk tot 1 Juli 1942 aan die ziekenfondsen slechts zullen zijn verbonden de artsen (specialisten), tandartsen, apothekers en vroedvrouwen, die op 1 November 1941 bij die ziekenfondsen in vasten loondienst waren of in een feitelijk daaraan gelijk te stellen verhouding tot die ziekenfondsen stonden.

Aan die ziekenfondsen kunnen vóór 1 Juli 1942 geen andere dan de hierbedoelde artsen (specialisten), tandartsen, apothekers en vroedvrouwen worden verbonden.

(2) De in de eerste zinsnede van het eerste lid bedoelde artsen (specialisten), tandartsen, apothekers en vroedvrouwen zijn niet bevoegd zich vóór 1 Juli 1942 aan een ander Algemeen Ziekenfonds dan bedoeld in het eerste lid te verbinden. Artikel 9 is op hen niet van toepassing.

(3) Arbeidsovereenkomsten en andere overeenkomsten van de in den eersten zin van het eerste lid bedoelde artsen (specialisten), tandartsen, apothekers en vroedvrouwen komen op 1 Juli 1942 van rechtswege te vervallen.

Hoofdstuk IV

Slotbepaling

artikel 14

Dit besluit treedt in werking op den dag zijner afkondiging met terugwerkende kracht vanaf 1 November 1941.

s-Gravenhage, 15 November 1941

De waarnemend Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zakken:

VERWEY