Gips, Johanna Wilhelmina (1843-1895)

 
English | Nederlands

GIPS, Johanna Wilhelmina (geb. Dordrecht 29-9-1843 – gest. Den Haag 18-12-1895), zangeres, muziekpedagoge. Dochter van Albertus Gips (geb. 1793), kantoorbediende, en Sophia Beliana Maria van den Broek (geb. 1803). Wilhelmina Gips bleef ongehuwd.

Johanna Wilhelmina Gips werd geboren in Dordrecht, als jongste in een gezin met twee dochters. Zij studeerde muziek bij de Duitse musicus Böhme, die van 1845 tot 1875 in Dordrecht woonde en zeer bepalend was voor het Dordtse muziekleven. Zang studeerde zij bij Carl Schneider in Rotterdam en Pauline Viardot-Garcia in Baden-Baden. Na haar studietijd maakte Wilhelmina Gips kunstreizen door Duitsland, Zwitserland en Engeland, en vestigde zich ten slotte als zanglerares in Dordrecht. Zij leidde zangers op die later internationaal bekend zouden worden, zoals Arnold Spoel, Cornelia van Zanten en Joseph Orelio. Laatstgenoemde was een hulponderwijzer wiens talent zij ontdekte tijdens een concert in de Dordtse Kunstmin. Omdat hij zijn zanglessen niet kon betalen, gaf zij hem gratis les.

Na 1866 werd Wilhelmina Gips een bekende sopraan. In Nederland en in het buitenland, vooral in Duitsland, was zij een veelgevraagde soliste. Op haar repertoire stond werk van Mendelssohn, Mozart, Haydn, Bellini, Schubert, Schumann en haar stadgenoot Willem Kes. Een recensent van Caecilia schreef enthousiast: ‘de onberispelijke uitvoering der moeilijke coloratuur van de aria uit La Sonnambulawekte ieders bewondering’ (Caecilia 1870, 42). Bij oratoriumuitvoeringen was Wilhelmina Gips vaak de enige Nederlander. Zo ook voor het muziekfeest in juni 1872 van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in Dordrecht – waarvan zij toen al erelid was. Zoals vele musici leverde zij bijdragen aan liefdadigheidsconcerten: in 1871 in Dordrecht voor hulpbehoevende toonkunstenaars en het jaar daarna in Leiden, op het ‘armen-concert’ van Sempre Crescendo.

Wilhelmina Gips had grote belangstelling voor eigentijdse muziek. Zo zong zij werk van Niels Gades Kalanus en Hermina Amersfoordt-Dijk (Caecilia 1873, 186). Vaak trad zij samen op met de alt Anna Collin-Tobisch. Ook droeg Wilhelmina Gips bij aan de herleving van de muziek van ‘oude meesters’ als Johan Sebastiaan Bach in Nederland. Zij was lid van De Langes a-capella koor voor beroepszangers, opgericht in 1881 met het doel Nederlandse en Italiaanse Renaissance muziek ten gehore te brengen. Een van de eerste optredens van dit koor was in 1881 in de Grote Kerk in Dordrecht, met muziek van Orlando di Lasso, Sweelinck en Bach. Het koor verwierf grote roem tijdens de Internationale Muziektentoonstelling in Wenen in 1892.

Waardering

Over het algemeen lieten recensenten zich positief uit over Wilhelmina Gips. In het voorjaar van 1874, in het Amsterdamse Felix Meritis, sprak men al van haar ‘gevestigden roem’. Haar stem werd ‘krachtig, edel en helder’ genoemd (Caecilia 34, 1877, 63). Soms werd haar echter een gebrek aan warmte en hartstocht verweten en werd haar toon bekritiseerd: ‘Hinderlijk is bij deze zangeres de gebrekkige vorming van den toon op sommige scherpe vocalen als e (in Herz, verre), ä (mächtig), ö (könnte) enz. Het is te hopen dat Mej. Gips er zich ernstig op zal willen toeleggen om dit gebrek te verbeteren’ (Caecilia 31, 1874, 130).

Wilhelmina Gips overleed op 52-jarige leeftijd in Den Haag. Na haar dood leefde zij voort in enige gedichten en liedjes. In 1873 droeg Willem de Haan een Wiegeliedeken aan haar op en in 1886 maakte de musicus Marius Adrianus Brandts Buys Sr. het lied Ik zal u geven zoveel kussen. De Dordtse gelegenheidsdichter D.J. Schrauwen eerde haar na haar dood met het  lofdicht Zoete tonen reine klanken.

Naslagwerken

Gregoir 1864; Letzer; Viotta.

Archivalia

Gemeentearchief Dordrecht: Burgerlijke Stand, onder naam Johanna Wilhelmina Gips, Albertus Gips en Sophia Belia Maria v.d. Broek, inventarisnr. 352-383, bladzijde 1324, deel 11; archief 150: J. Schrauwen, ‘Gedichten op diverse Dordtse wederwaardigheden, 1895-1897’, hs.nr. 974. 

Literatuur

  • Recensies van haar optredens in Caecilia 27 (1870) 42; Caecilia 28 (1871) 12; Caecilia 31 (1875) 7.
  • J.M. Orelio, M’n gedenkschriften voor ’t Nederlandsche volk opgeschreven (Amsterdam 1916).
  • J.D.C. van Dokkum, Honderd jaar muziekleven in Nederland, een geschiedenis van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst bij haar eeuwfeest 1829-1929 (Amsterdam 1929) 190.
  • H.M. Biekart-Blok, 150 jaar Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, afdeling Dordrecht (Dordrecht 1979).
  • H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1850-1914 (Tilburg 1982) 78, 248, 250-251, 306, 310.
  • J. Giskes, ‘De weg naar Mengelbergs monumentale creatie van de Matthäus-Passion’ in: Christian Martin Schmidt e. a. red., De Matthäus-Passion:100 jaar passietraditie van het Koninklijk Concertgebouworkest (Bussum/Amsterdam 1999) 162.
  •  H.H. Metzelaar, From Private to Public Spheres: Exploring Women's Role in Dutch Musical Life from c. 1700 to c. 1880 and Three Case Studies (Utrecht 1999).
  • E. Wennekes, Het Paleis voor Volksvlijt (Den Haag 1999) 179, 189.
  • N. Veldhorst, ‘Het culturele leven’ in: P. Kooij en V. Sleebe red., Geschiedenis van Dordrecht dl 3 (Hilversum 2000) 363, 364, 365, 366, 367.
  • H.H. Metzelaar, De positie van componerende en musicerende vrouwen in de negentiende eeuw’, in: L. Grijp e.a., red., Een Muziekgeschiedenis der Nederlanden (Amsterdam 2001) 448-54.
  • H. Adema, ‘Toonkunst Dordrecht’, Toonkunst-Nieuws 148 (2004)3, 31-36. Themanummer over ‘Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst 1829-2004. 175 jaar impuls en vernieuwing’.

Illustratie

Foto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (NMI Den Haag).

Auteur: Helen Metzelaar

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 765

laatst gewijzigd: 16/02/2015

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.