Zuylekom, Maria van (1759-1831)

 
English | Nederlands

ZUYLEKOM, Maria van (geb. Tedingerbroek 29-7-1759 – gest. Den Haag 7-4-1831), schrijfster. Dochter van Jan van Zuylekom (1726-?) en Agnita Ameur (gest. 1761). Maria van Zuylekom trouwde op 21-5-1790 in Rosmalen met Jacob Eduard de Witte (1763-1853), vaandrig infanterie en schrijver. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.

Maria van Zuylekom werd als derde van de vier dochters uit het eerste huwelijk van haar vader geboren. Ze was twee toen haar moeder stierf in het kraambed, twee weken na de geboorte van Maria’s zusje Theodora Aletta. Maria werd opgevoed door haar stiefmoeder Johanna ter Brake, met wie haar vader in Den Haag was hertrouwd. Uit dit huwelijk werden nog twee meisjes en twee jongens geboren.

Maria van Zuylekom werkte enige tijd als gezelschapsdame en is gaan schrijven. In 1787 was ze met een van haar halfbroers – waarschijnlijk Lodewijk – in de Haagse Gevangenpoort op bezoek bij Jacob Eduard de Witte, die er een straf van zes jaar uitzat wegens landverraad. De Witte was tijdens zijn gevangenschap gaan schrijven, aangemoedigd door de schrijfster Margareta van der Werken, en hij gaf zijn werk ook uit. Maria liet hem lezen wat zij geschreven had en Jacob Eduard was, zoals hij later in zijn memoires vertelde, onder de indruk van haar letterkundige vaardigheden (De Witte, 143-144).

Haar eerste pennevruchten, Mengelingen in proza en poezij, gaf ze in 1788 uit bij Isaac van Cleef in Den Haag. In de Vaderlandsche Bibliotheek (1789) oordeelt een recensent dat de bundel potentie heeft, maar ook veel bijsturing behoeft. Zij kan niet goed rijmen en het is beter als ze zich beperkt tot onderwerpen uit de natuur: verheven onderwerpen gaan haar niet goed af. In september 1788 werd Maria van Zuylekom buitengewoon lid van het Haagse dichtgenootschap Kunstliefde Spaart Geen Vlijt en in 1789 van het Utrechtse genootschap Vlijt is de Voedster der Wetenschappen.

Na verloop van tijd kregen Maria van Zuylekom en Jacob Eduard de Witte een verhouding. Maria gaf haar baan als gezelschapsdame op en liet zich vrijwillig bij haar geliefde opsluiten, net zoals in diezelfde tijd haar vriendin Cornelia van der Weyde zich in de Gevangenpoort bij Jean Henry des Villates had laten opsluiten. Het paar zette zich gezamenlijk aan het schrijven. Hun eerste roman, Henriëtte van Grandpré, verscheen in 1789. In 1790 volgde het eerste grote werk dat Van Zuylekom alleen schreef, Osman en Ophelia, een treurspel. Zij zal dat in ieder geval deels in de Gevangenpoort geschreven hebben. In datzelfde jaar kwam ook het eerste kind van Maria en Jacob Eduard ter wereld, al is onbekend wanneer precies en waar deze Jan Eduard werd geboren. Op 9 mei 1790 ging het paar in ondertrouw: die dag verscheen Maria van Zuylekom voor het gerecht met een officiële procuratie (volmacht) daartoe, omdat Jacob Eduard de gevangenis niet mocht verlaten. Hij kwam bijna twee weken later, op 21 mei, vrij.

Het huwelijk van Maria van Zuylekom en Jacob Eduard de Witte werd op 24 mei 1790 ingezegend in Rosmalen, waar het paar na De Wittes vrijlating was ingetrokken bij een tante en oom van hem. Op 23 mei werd hun zoon Jan Eduard gedoopt. Ze bleven er slechts een paar maanden. Nog hetzelfde jaar verhuisden ze naar Zaltbommel. Daar werd op 10 oktober 1790 hun tweede kind, Johanna Maria Agnita, geboren.

In 1791 werd Maria van Zuylekom geroyeerd door Kunstliefde Spaart Geen Vlijt. Het genootschap retourneerde haar boeken en gedichten en in de bijgesloten brief schreef het bestuur dat zij van de ledenlijst werd geschrapt vanwege haar ‘uitlandigheid’. Maria had hun een briefje geschreven dat zij uit Den Haag was vertrokken en in Oss verbleef. Die verhuizing is waarschijnlijk niet de echte reden voor het royement. Gesuggereerd is dat deze beslissing was ingegeven door het optreden van haar echtgenoot (Lauwerkrans). De Witte had namelijk, buiten hun medeweten, Adriana van Overstraten en Petronella Moens opgegeven als lid voor het genootschap. Beide dames waren daar bijzonder verbolgen over: Moens zei haar lidmaatschap meteen op en later eiste Van Overstraten al haar ingezonden werk terug. Aangezien De Witte zelf geen lid was, royeerde het genootschap maar zijn vrouw.

Zwervend bestaan

Er volgden vele turbulente jaren. De Witte moest steeds naar andere woonplaatsen omzien, nu eens vanwege belastingproblemen, dan weer malversaties of het verbreken van zijn verbanning uit Holland. Van Zuylekom reisde hem meestal na en ondertussen werden er nog twee kinderen geboren: Johanna Henrietta Adriana in Oss (14 oktober 1792) en Johannes Lodewijk in 1799 te Zuidlaren. Deze zoon trad later, als tweede luitenant, in de militaire voetsporen van zijn vaders familie. In 1792 – tussen alle verhuizingen door – publiceerde Van Zuylekom de briefroman Ismene en Selinde, die een positieve recensie kreeg in de Vaderlandsche Bibliotheek. Al was haar roman een navolging van De Wittes roman Martian en Jenny, de recensent vindt haar boek beter. Ze heeft, aldus de recensent, goede talenten, maar – weer een waarschuwing – ze moet zich niet bezighouden met ingewikkelde plots. Eveneens in 1792 verscheen De verlosser, dat zij weer samen met haar man heeft geschreven. Hun laatst bekende gezamenlijke publicatie is uit 1801: Treurzangen der vriendschap. Verder leverde Van Zuylekom vele bijdragen aan tijdschriften als de Almanak voor Vrouwen door Vrouwen en Bijdragen tot het Menselijk Geluk. Hieruit wordt duidelijk dat zij midden in het literaire leven van haar tijd stond. Dat duurde tot ongeveer 1815. Toen droogde haar pen op. Waar zij daarna van leefde is onbekend, maar waarschijnlijk is zij door een van haar kinderen in huis genomen, zoals ook Jacob Eduard aan het einde van zijn leven bij zijn tweede dochter woonde.

Maria van Zuylekom heeft lange periodes met haar kinderen maar zonder De Witte in Alkmaar en in Haarlem gewoond. Zo was Jacob Eduard ook afwezig toen Maria op 7 april 1831 in Den Haag stierf, ruim 71 jaar oud.

Naslagwerken

Van der Aa; Frederiks/Van den Branden; Ter Laan; Lauwerkrans; NNBW.

Archivalia

  • Haags Gemeentearchief: DTB [hertrouwen vader Van Zuylekom]. Toegang 0046-10 (Archief Kunstliefde), inv. nr. 49 en 50.
  • Het Nationaal Archief, Den Haag: DTB Voorburg [dopen Maria en haar broers en zusters]. Gaardersbescheiden Voorburg [overlijden moeder en Maria, een eerder zusje van Maria].

Publicaties

  • Maria van Zuylekom, Mengelingen in proza en poëzij (Den Haag 1788).
  • M. van Zuylekom, Henriëtte van Grandpré (Leiden 1789) [geschreven met De Witte].
  • Maria van Zuylekom, Osman en Ophelia (Amsterdam 1790).
  • Maria de Witte-van Zuylekom, Ismene en Selinde in brieven (Utrecht 1792).
  • Maria de Witte van Haemstede, geb. van Zuylekom, Treurzangen der vriendschap (Den Haag 1801) [geschreven met De Witte].
  • Maria van Zuylekom, Lierzang aan mijne land-genooten (Amsterdam 1813).
  • Maria de Witte van Haemstede geboren Van Zuylekom, Opwekking aan de Nederlanders (Amsterdam 1813).
  • Artikelen van Van Zuylekom verschenen, onder de initialen MvZ of M.D.W., in de Almanak voor Vrouwen door Vrouwen; Almanak van Vernuft en Smaak; Bijdragen tot het Menselijk Geluk; Vaderlandsche Muzen-Almanak; Almanak voor Liefde, Deugd, en Vriendschap; Almanak voor Dienstboden.

Literatuur

  • De Vaderlandsche Bibliotheek van Wetenschap, Kunst en Smaak (1789) 569-573; (1792) 559-560.
  • Marleen de Vries, ‘Dichten is zilver, zwijgen is goud; vrouwen in letterkundige genootschappen 1772-1800’, De Achttiende Eeuw 31 (1992) 187-213, aldaar 197-198,  201, 203, 209-210.
  • J.E. de Witte, Fragmenten uit de roman van mijn leven, G. Drewes en H. de Groot ed. (Hilversum 1993).
  • Peter Altena, ‘Jacob Eduard de Witte. Van landverrader tot schrijver’, in: Anna de Haas red., Achter slot en grendel. Schrijvers in Nederlandse gevangenschap 1700-1800 (Zutphen 2002) 183-191, aldaar 188, 190.
  • Marleen de Vries, ‘Over gekooide liefde, seks en literatuur’, in: Anna de Haas red., Achter slot en grendel. Schrijvers in Nederlandse gevangenschap 1700-1800 (Zutphen 2002) 43-52.
  • Claudette Baar-de Weerd, Uw sekse en de onze. Vrouwen en genootschappen in Nederland en de ons omringende landen (1750 - ca. 1810) (Hilversum 2009) 25, 120-121, 139, 281.

Auteur: Dini M. Helmers

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 576

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.